Voor de ontwikkeling van kinderen is het heel belangrijk dat ze leren (of misschien beter gezegd: niet afleren) om zelf actief te zijn. Heel jonge kinderen kunnen de hele dag actief bezig zijn. Ze hebben vaak zoveel energie en levensvreugde dat we daar jaloers op kunnen zijn.
Door de manier waarop wij onze maatschappij ingericht hebben, lopen kinderen tegenwoordig het risico dat ze te passief worden en dat hen teveel uit handen wordt genomen. Het is belangrijk om te benadrukken dat dit geen kwestie van schuld van die of die is. Het is meer een gevolg van een ontwikkeling die door ons allemaal samen in gang gezet is. Het is immers lang niet altijd duidelijk wat de consequenties voor de lange termijn kunnen zijn tot we op een punt komen dat we kunnen zien dat iets niet goed aan het gaan is. Dan is het tijd om ons eens “achter de oren te krabben” en ons af gaan vragen of het niet verstandig is om een aantal dingen anders te gaan doen
In het leerproces op school willen we dat de kinderen een actieve werkhouding hebben en dat ze weten hoe ze zich de dingen, die hen aangeboden worden, eigen kunnen maken. Daar zijn vaardigheden voor nodig die op school, binnen een groep, niet gemakkelijk geleerd kunnen worden. Het is belangrijk dat de onderliggende vaardigheden, die voor het goed kunnen leren op school heel hard nodig zijn, juist in het dagelijkse leven al geoefend zijn. Dan is de kans veel groter dat een kind ze op school ook beter tot zijn beschikking heeft en ze in kan zetten om tot resultaat te komen.
In onderstaande video wordt uitgelegd hoe kinderen, zonder dat wij ons dat realiseren, steeds passiever kunnen worden. Dat kan grote invloed voor het leerproces op school hebben. Er zijn steeds meer kinderen die niet goed weten hoe ze zelf doelgericht en opbouwend actief kunnen zijn en hoe ze tot zelfstandig leren kunnen komen. De kans is groot dat bij hen het zelfgenererend leervermogen onvoldoende ontwikkeld wordt.
Laten we nu eens kijken naar de dagelijkse activiteiten van een kind.
- hoe actief zijn de kinderen vandaag/deze week eigenlijk zelf geweest (vanuit de ontwikkeling van motoriek, visuele vaardigheden en zelfgenererend leervermogen gezien)?
- wat doe ik eigenlijk allemaal voor de kinderen en wat zou het best zelf kunnen (gaan) doen?
- je zou je ’s avonds kunnen afvragen: “Wat hebben de kinderen vandaag geleerd (van eigen activiteit en uit eigen ervaring – niet van tv of computer) zodat ze de wereld om hen heen steeds beter kunnen “be-grijpen” en zich er (steeds zelfstandiger) in kunnen handhaven?”
- wat voor wezenlijke dingen heeft hebben de kinderen deze dag geleerd en welke ervaringen kunnen ze gebruiken om hun leerproces morgen aan “vast te knopen”?
- hoe relevant zijn de dingen die het kind deze dag gedaan heeft voor zijn ontwikkeling als mens in zijn algemeen?
- hebben de kinderen genoeg oefening gehad om in een bepaalde activiteit steeds vaardiger te kunnen worden
Ouders zouden ’s avonds of aan tafel eens met hun kind op de dag terugkijken en het vragen naar wat het die dag geleerd heeft (om te doen). Dan gaat het dus niet om woordjes, letters o.i.d. maar om dingen die hem interesseren, die hem voor het leven van alledag vaardiger maken en die hem helpen om de wereld om hem heen beter te leren kennen en begrijpen. Want dat is school immers ook: een voortzetting van de wereld om hem heen en het leven van alledag. Als professional zou je dat zelfde kunnen doen en je even voor de geest halen wat de kinderen vandaag geleerd hebben, waar ze morgen mee verder kunnen.
Hoe een kind in het dagelijkse leven functioneert, geeft een beeld van hoe goed het in zijn leerproces op school kan functioneren: hoe het tot eigen activiteit kan komen, of het zichzelf bezig kan houden of dat het steeds “aangeduwd” moet worden, of het met eigen ideeën kan komen, of het de problemen waar het tegenaan loopt zelf op kan lossen, of het snel opgeeft als het niet meteen lukt, of het praktisch inzicht heeft, of het een beetje snapt wat er om hem heen gebeurt of dat het hem allemaal niet zoveel uitmaakt enz.
Heeft een kind deze vaardigheden niet goed tot zijn beschikking dan is het veel gemakkelijker om deze in het dagelijkse leven en door te spelen te oefenen (waar de dingen tastbaarder en duidelijker te volgen en te begrijpen zijn) dan in het leerproces op school waar het abstracte leren voor een kind lang niet altijd duidelijk is.
Praktische punten voor dit traject
-
Kijk altijd zelf waar een kind aan toe is. Kan het iets niet, begin dan een stapje lager tot het niveau waarop het iets wel goed kan en bouw daar op verder. Voor zijn zelfvertrouwen en plezier in het bezig zijn is het belangrijk om daar te beginnen waar het kind het kan. Vervolgens kun je het het kind zo vaak laten doen dat het daar echt goed in kan worden. Daar krijgt het zekerheid en zelfvertrouwen van. Van daaruit kan de activiteit steeds een beetje moeilijker gemaakt worden en kan je meer vaardigheden samen laten gaan werken.
-
Voor een kind is het belangrijk dat het doel zichtbaar (min of meer letterlijk kunnen zien wat de bedoeling is) en haalbaar is. De kunst is dus om de balans te zoeken tussen uitdaging en grenzen verleggen en het het kind te gemakkelijk maken.
-
Oefening en herhaling zijn heel belangrijk zodat vaardigheden zich in het lichaam kunnen verankeren. Een keer iets doen en dan niet meer beklijft vaak nog niet.
-
Heb je altijd (te)veel voor het kind gedaan, zorg dan voor een overgangsperiode zodat het steeds meer leert om dingen zelf te doen en daardoor vaardiger/handiger kan worden. Door in een keer helemaal niet meer te helpen kan er een gat ontstaan dat door een kind moeilijk overbrugd kan worden.
-
Het is belangrijk te helpen waar het beslist moet en jezelf zoveel mogelijk terug te houden waar het maar enigzins kan. Op die manier kan een kind leren om zelf te denken, zelf te doen en daardoor leren zijn eigen leerproces op gang te krijgen en te houden. Wij willen dat het kind dat op school ook kan dus is het belangrijk om het de gelegenheid te geven om het in alledaagse situaties eerst te kunnen oefenen..
-
De ontwikkeling van kinderen gaat vaak bijna letterlijk met vallen en opstaan. Ook de dingen die “fout” gaan zijn een belangrijk onderdeel van het leerproces. Als er niets fout mag gaan dan kan er eigenlijk ook geen leerproces op gang komen. Door de kinderen te prijzen bij alles wat goed gaat en bij alles wat ze leren, stimuleer je het leerproces meer dan door ze steeds te wijzen op wat er niet goed gaat. Bovendien is het voor kinderen lang niet altijd even duidelijk wat wij met “fout” bedoelen. De kans bestaat dan dat kinderen onbewust besluiten om maar niets meer te doen omdat dat “veiliger” is en er dan ook niets meer “fout” kan gaan.
-
Het is belangrijk dat kinderen kleding dragen waar ze zich goed en vrij in kunnen bewegen. Kleding die niet vies mag worden of waar een kind erg zuinig op moet zijn, is eigenlijk niet geschikt om in de dagelijkse leven, op school en thuis, te dragen. Als kinderen steeds bezorgd om hun kleding moeten zijn, bestaat er een flinke kans dat dit voor hun leerproces een belemmering op gaat leveren. Dure kleding kan het best voor speciale gelegenheden worden bewaard.
-
Dit traject is met de grootste zorg samengesteld. Wij geven ideeën voor activiteiten die je in het dagelijkse leven met een kind kunt doen. Ieder kind en iedere situatie is anders. Wij kunnen dan ook alleen aanwijzingen geven waarvan wij denken dat die in het algemeen van belang zijn. De beoordeling voor wat voor ieder individueel kind belangrijk is, waar de grens is en welke beslissingen er genomen moeten worden blijft altijd aan jezelf. Wij kunnen dan ook niet aansprakelijk gesteld worden. Eventuele claims die aangevoerd zouden kunnen worden als schade zijnde het gevolg van dit traject wijzen wij dan ook van de hand.
Klik op de links hieronder voor aanvullende informatie. Deze begrippen komen steeds terug als ze voor de betreffende aflevering relevant zijn.
Wat leren kinderen hier van (nieuw)
Wat leren kinderen hier van (herhaling)
Wetenschappelijke publicaties