Deze aflevering besteden we aandacht aan het springen. Er zijn veel eenvoudige manieren te bedenken om de kinderen veel oefening in het springen te geven. Doe dit echt iedere dag, niet alleen bij het buitenspelen maar ook in de klas of speelzaal. Bij het buitenspelen zou je er mee kunnen beginnen en gaan combineren met hardlopen. Daarna hebben de kinderen nog tijd genoeg over om zelf te spelen.
Bij het springen is het de bedoeling dat de kinderen dat zoveel mogelijk met twee voeten tegelijk doen. In onderstaande video legt Ciska uit waarom het voor het goed samenwerken van de ogen belangrijk is dat beide kanten van het lichaam goed samenwerken. We gaan met het springen oefenen om het hele lichaam, met twee voeten tegelijk, in te zetten. Om goed met twee voeten tegelijk te springen moet je beide kanten van je lichaam hetzelfde laten doen en je spieren aan twee kanten hetzelfde aan kunnen spannen. Over een tijdje gaan we met hinkelen en huppelen verder specialiseren. Maar dat is voor later en we gaan nu eerst aan de basis werken.
Tip: zelf meerennen en springen werkt beter dan aan de kant blijven staan en de kinderen laten springen of rennen. Bovendien is de beweging ook erg goed voor jezelf
Springspelletjes voor in de klas
- ga toveren en tover de kinderen in musjes (die hippen), kangoeroes, kikkers en wat je nog meer kunt bedenken en laat de kinderen springen
- geef de kinderen ieder een Tootie (of een gewone pittenzak o.i.d.) en dan gaat het als volgt:
-
- tootie onder je ene arm en 10 keer springen
- tooties onder je andere arm en 10 keer springen
- tootie op je borst houden en 10 keer springen
- tootie in de holte van je ene elleboog en 10 keer springen
- in de holte van je andere elleboog
- onder je kin
- tussen je hoofd en je schouder aan de ene en aan de andere kant
- tootie tegen je rug houden, tegen je billen, tegen je neus en 10 keer springen enz. enz. tot je het hele lichaam gehad hebt. Laat de kinderen ook meedenken in wat je aan het lichaam nog niet gehad hebt
- Dit geeft de kinderen de gelegenheid om het springen veel te oefenen en tegelijkertijd is het heel goed voor de lichaamsoriëntatie omdat alle lichaamsdelen aan de beurt komen. Je kunt dit gemakkelijk inbouwen en daar bijvoorbeeld iedere ochtend mee beginnen zodat de kinderen wakker en actief aan de dag kunnen beginnen.
Springspelletjes voor in de speelzaal
- leg een grote kring of een lange lijn van Tooties neer. De Tooties moeten een stuk uit elkaar liggen en laat de kinderen over de Tooties heen springen.
- geef de kinderen een Tootie en laat ze gewoon steeds over die Tootie heen springen, van de ene kant naar de andere
- als de kinderen dit goed kunnen dan kun je ze een Tootie bij geven en die Tootie komt dwars op de andere. Het is nu een klein torentje waar ze overheen moeten springen. Nu er weer overheen springen en natuurlijk proberen om de twee Tooties op elkaar te laten liggen. Als je genoeg Tooties hebt dan kan er een 3e en later een 4e bij. Tot je een flinke toren hebt waar de kinderen overheen kunnen springen
- je kunt ook de kinderen een aantal torentjes laten maken en de kinderen achter elkaar daar overheen laten springen
- je kunt een eenvoudig parcours uitzetten van hoepels waar ze in en uit moeten springen, Tooties om overheen te springen, een lijn met schildersplakband maken van waar ze zo ver mogelijk moeten springen enz. om de kinderen veel springoefening te geven
- zorg in het begin dat je geen harde voorwerpen gebruikt want de kinderen die niet zo goed kunnen springen die kunnen dat eng vinden. De Tooties zijn ideaal want die zijn aan de ene kant zacht maar aan de andere kant hebben ze voldoende gewicht en blijven ze goed op elkaar liggen. Als de toren omgestoten wordt dan is dat geen probleem en laat je de kinderen de toren weer gewoon opbouwen
Springspelletjes voor buiten
- de zandbak is een uitstekende plek om met springen te beginnen. Laat de kinderen in een paar rijen aan of op de rand staan en in het zand springen. Naar beneden springen is natuurlijk gemakkelijker dan omhoog springen. Als je een schop neemt en het zand een keer omspit zodat het lekker los is dan springt dat heel lekker. Als je het zand regelmatig opharkt dan kunnen de kinderen zien waar hun voetstappen in het zand komen
- als de kinderen zeker in het gewoon springen zijn dan kun je ze laten kijken hoe hoog ze kunnen springen. Zonder hulpmiddelen dus gewoon omhoog springen, zo hoog mogelijk
- daarna kunt je kijken hoe ver de kinderen kunnen springen. Hark het zand regelmatig aan zodat de kinderen kunnen zien hoe ver ze gesprongen hebben
- als de kinderen dit vanuit stilstand goed onder de knie hebben dan kun je kijken (als de ruimte en/of zandbak daar geschikt voor zijn) om een aanloopje te nemen en dan te kijken hoe ver of hoe hoog ze kunnen springen
- als de kinderen zeker genoeg zijn in het hoogspringen dan kun je een touw nemen en dat losjes in je handen houden en de kinderen daar over laten springen. Ze moeten dan beginnen om hun voeten hoog genoeg op te tillen om er overheen te kunnen komen. Zorg wel dat je het touw meteen kunt laten vieren of vallen als een kind er met zijn voeten achter blijft haken. Als je dit in de zandbak doet dan kan het niet echt hard terechtkomen. Dit is meteen een belangrijke voorbereiding op het touwtje springen dat we later nog gaan doen. Die kinderen moeten precies zien waar het touw in de ruimte is en weten hoe ze af moeten zetten en hoe hoog ze hun voeten op moeten tillen om er overheen te springen.
- trek met stoepkrijt een aantal strepen op de grond (zoals bij een zebrapad maar dan dunner en een stuk uit elkaar) en laat de kinderen daar overheen springen. Aan het einde van de strepen met een grote boog (om een pion) omlopen en opnieuw beginnen. Maak een aantal rijen of zet een simpel parcours uit zodat de kinderen zo lang mogelijk actief zijn en zo weinig mogelijk hoeven te wachten. Als je de boog groot genoeg maakt en ze hardlopend terug laat komen dan kunnen ze lekker uitrennen.
- je kunt het tempo opvoeren, als de kinderen daar aan toe zijn. Ze moeten nu hun stappen af gaan meten en kijken waar ze af moeten zetten om over de strepen te springen zonder ze aan te raken. Kijk of de strepen nu niet de dicht bij elkaar zijn of maak een nieuwe rij strepen om het hardlopen te oefenen. Een prima oefening voor de motoriek en visuele vaardigheden.
- leg hoepels een stukje van elkaar en laat de kinderen in en uit de hoepels springen
- je kunt een soort parcours opbouwen: eerst een paar strepen, een stukje hardlopen, dan een aantal hoepels en weer een stukje hardlopen naar het begin
- bouw het verder uit met slalom om pionnen heen, over blokjes of andere voorwerpen heen springen, een stuk achteruit lopen enz. Je kunt met eenvoudige middelen echt van alles bedenken en combineren
- belangrijk 1: bouw het rustig op en geef de kinderen veel oefening tot ze iets gemakkelijk kunnen en doe er dan pas wat bij. Op die manier geef je de kinderen echt een basis waar ze steeds verder op kunnen bouwen.
- belangrijk 2: vertel de kinderen zo weinig mogelijk hoe ze iets beter kunnen doen maar laat ze dat zelf ontdekken. Door oefening worden ze motorisch beter en zullen ze hun lichaam en de mogelijkheden daarvan steeds beter leren kennen en leren gebruiken. Op deze manier werken we ook aan de ontwikkeling van het zelfgenererend leervermogen
- belangrijk 3: oefenen, oefenen, herhalen en herhalen zorgen ervoor dat de kinderen echt vaardig kunnen worden.