Stoeien en kunstjes doen, zijn niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van de motoriek en de sociale vaardigheden van de kinderen maar ook voor hun zelfvertrouwen. Bovendien is het belangrijk dat kinderen leren hun lichaam als een goed stuk gereedschap in te kunnen zetten zodat ze de kans krijgen om de intelligentie en talenten die ze hebben ook daadwerkelijk tot uitdrukking te kunnen laten komen.
Neem het stoeien bijvoorbeeld. Vaak wordt er gezegd dat kinderen niet mogen stoeien omdat ze dan te druk worden en er “ongelukken” van komen. Maar als kinderen nooit mogen stoeien dan leren ze ook niet om op een beheerste manier zich met anderen uiteen te zetten. Het moet vaak eerst “fout” mogen gaan voordat kinderen weten wat “goed” dan eigenlijk is. Vooral voor de jongens is dit erg belangrijk omdat ze door te stoeien zichzelf en hun eigen kracht leren kennen, die met anderen te meten en er dus mee om leren gaan. Bovendien is het een goede manier om hun overtollige (mannelijke) energie kwijt te raken.
Door te stoeien leren kinderen hun eigen kracht kennen en ontwikkelen en leren ze tegen een stootje te kunnen. Verder komt er van alles aan te pas: weten waar je eigen lichaam ergens in de ruimte is, hoe je dingen kunt ontwijken, hoe je evenwicht moet houden als er kracht op het lichaam wordt uitgeoefend, rekening houden met de ander en die niet te hard aanpakken enz. enz.
Het helpt als je als ouders een stoei-halfuurtje instelt. Je kunt dan stoeien en ravotten met je kind en er samen veel plezier aan beleven. Je ziet dan meteen wat er gebeurt en je kunt bijsturen als het te wild wordt. Verder leren ze ook om er op een gegeven moment ook weer mee te stoppen en niet maar door blijven gaan. Ook dat is belangrijk om te leren en om te weten wanneer het weer genoeg is geweest.
Het is belangrijk dat kinderen leren om hun eigen kracht te doseren en dit toe kunnen passen als ze met vriendjes op school of ergens anders spelen. Verbieden is niet handig omdat kinderen dan ontwikkelingskansen missen en op dit vlak niet van hun fouten kunnen leren. Bovendien wordt hun natuurlijke behoefte om te stoeien niet bevredigd. Kijk maar naar jonge dieren. Die stoeien en ravotten een groot deel van de dag omdat dat een van de belangrijkste manieren is waarop ze hun motoriek en sociale vaardigheden kunnen oefenen. Stoeien doen kinderen toch en dan is het heel handig als ze geleerd hebben om er goed mee om te gaan en om zich te verweren als er “aanvallen” van buitenaf komen.
In het stoei-halfuurtje hoef je natuurlijk niet alleen te stoeien. Je kunt ook kunstjes bedenken en die met de kinderen doen. Pas de kunstjes aan je eigen situatie aan:
- kopjeduikelen (bijvoorbeeld op bed omdat daar een zachte ondergrond is)
- voorover buigen met je knieën recht en de grond aanraken
- plat op de grond liggen met je handen onder je hoofd en kijken hoe vaak je met je bovenlichaam (tot zit) omhoog kunt komen
- laat het kind op handen en knieën zitten, pak het kind bij de enkels zodat het alleen nog op de handen steunt. Je kunt dan “kruiwagen” spelen waarbij jij langzaam vooruit loopt en het kind op de handen moet lopen. In het begin voorzichtig beginnen zodat het kind ook weet wat het kan verwachten en het niet in een keer door zijn armen zakt zodra jij zijn voeten van de grond tilt. Dit is een leuk spel om de nek- en rugspieren te versterken.
- laat het kind op handen en knieën zitten. Jij tilt zijn benen op en laat het kind die om je middel klemmen. het kind komt met het bovenlichaam omhoog terwijl jij zijn benen/heupen vasthoudt. Je kunt dan rondjes draaien zodat het kind het gevoel krijgt dat het “vliegt”. Dit is ook een prima spel om de nek- en rugspieren te versterken
- houd het kind stevig bij de handen vast. Zak een beetje door je knieën en laat het kind via je benen bij jou omhoog lopen. Op een gegeven moment komt er een kantelpunt waardoor het kind in feite “omkiepert” en weer met de benen op de grond komt. Als je dit spelletje niet kent, probeer het dan voorzichtig uit zodat jij en het kind weten wat jullie te verwachten hebben. Zorg dat je dicht bij de grond blijft zodat het kind met zijn voeten op de grond komt en de armen niet doordraaien.
- laat het kind oefenen om op zijn handen te staan. Ook hier weer voorzichtig uitproberen, de enkels van het kind stevig vasthouden zodat het niet door de armen zakt. Als het meer kracht in de armen krijgt dan zal het lukken om steviger op zijn handen te blijven staan.
- een spelletje om de armen sterker te maken zodat het er bij bovengenoemde spelletjes niet meer zo gemakkelijk doorheen zakt: laat het kind een stukje van de muur staan en zijn handen tegen plat tegen de muur zetten. het kind moet nu zijn armen buigen zodat het met zijn neus bijna tegen de muur komt. Zijn voeten mogen niet verzet worden. Nu strekt het kind zijn armen weer zodat het weer recht op zijn voeten komt.
- kopje duikelen rond een rekstok. In sommige speeltuintjes staan van die ijzeren rekstokken, soms ook nog op verschillende hoogten.
- houd een kussengevecht waarbij het de kunst is om je kracht te doseren en rekening met de ander te houden.
- je kunt samen met het kind nog allerlei spelletjes bedenken die met behendigheid en “kunstjes doen” te maken hebben.
Dit zijn allerlei manieren om het kind de mogelijkheden en onmogelijkheden van zijn eigen lichaam te leren ontdekken, zijn motoriek te oefenen, zijn eigen grenzen te leren kennen en zijn grenzen te leren verleggen. Als kinderen dat leren door fysiek bezig te zijn, krijgen ze de ervaring dat je als mens veel kunt maar dat je er ook voor moet oefenen.
Wat leren kinderen hier van (nieuw)
- zelfvertrouwen opbouwen: weten wat ik in een bepaalde situatie kan doen. Verder is het belangrijk om dan ook de kracht en de mogelijkheden te hebben om iets te kúnnen doen
Wat leren kinderen hier van (herhaling)
- actie en reactie: ik doe wat of er gebeurt iets en hoe kan ik daar op reageren of wat kan ik daar aan doen
- autonomie: wat kan ik doen aan situaties die ik niet direct in de hand heb en hoe kan ik mezelf daarin handhaven (mezelf verdedigen) zonder dat ik hulp van buitenaf nodig heb
- doorzettingsvermogen: niet meteen opgeven maar doorgaan als het even een beetje tegenvalt
- doseren van je kracht: in situaties die je misschien niet helemaal in de hand hebt, toch proberen je te beheersen en niet “vol” op de ander in te rammen. Of juist een keer flink kunnen aanpakken als dat nodig blijkt te zijn
- evenwicht: in verschillende situaties of posities toch je evenwicht blijven zoeken en vinden. Zo kun je uiteindelijk een “evenwichtig” mens worden
- instructies op kunnen volgen: zoals ook weer kunnen stoppen als het tijd is en niet gewoon doorgaan. Heel belangrijk om te leren
- integratie van vaardigheden: de verschillende delen van je lichaam goed en efficiënt samen kunnen laten werken
- lichaamsoriëntatie: je bewust worden van (de verschillende delen van) je lichaam en hoe je ze in kunt zetten om iets voor elkaar te krijgen
- omgaan met risico’s: risico’s leren kennen, weten wat kan en wat niet kan, gevaarlijke situaties aan zien komen en op tijd kunnen reageren. Nu ben je er nog bij om de kinderen dit te leren
- oriëntatie in de ruimte: hoe ver ben ik van de muur vandaan zodat ik er niet tegenaan val, hoe hoog is iets en als ik er vanaf wil springen kan dat dan wel enz.
- timing: wat doe ik wanneer, hoe vaak en hoe lang
- uithoudingsvermogen: steeds meer kinderen wordt heel snel moe. Door fysiek flink actief te zijn ontwikkelen ze meer uithoudingsvermogen.