Zo Leren Kinderen Leren

Afl 34 Waarneming oefenen en vormconstante ontwikkelen

In de video hieronder vertelt Ciska over het koppelen van de verschillende zintuigen aan het visuele systeem. Het eerste (als je dat zo kunt zeggen) zintuig waar een kind mee te maken krijgt, is het tastzintuig. Met zijn huid maakt het kind het eerste kennis met de wereld om hem heen. Door de combinatie van wat je handen voelen en wat je ogen waarnemen, leer je te kijken en begrijpen wat je ziet. Natuurlijk zijn er nog veel meer zintuigen bij betrokken, zoals je gehoor en je smaak, want de zich ontwikkelende mens is immers een complex systeem.

In de video hieronder legt Ciska uit wat de vormconstante is en waarom het belangrijk is dat je dezelfde vorm maar in een andere richting kan herkennen als dezelfde vorm. Daarbij speelt oriëntatie in de ruimte een belangrijke rol.

Het is belangrijk dat de kinderen kunnen oefenen in het goed waar kunnen nemen en door eigen ervaring die waarneming aan andere zintuigen te koppelen. Zittend voor de tv of achter de computer wordt de waarneming van kinderen heel eenzijdig aangesproken en vaak onvoldoende aan andere gekoppeld. Daarbij komt dat het kind niet in staat is om er een eigen actie aan te verbinden. Het blijft dus passief en passiviteit is juist iets wat het leerproces op school het kind behoorlijk in zijn functioneren kan belemmeren.

Verder is het belangrijk om onderscheidingsvermogen te ontwikkelen. Onderscheidingsvermogen is op vele gebieden in het leven van groot belang: wat kun je opeten en wat niet, met welke mensen kun je goed omgaan en bij wie blijf je beter uit de buurt maar ook in het leerproces op school is onderscheidingsvermogen en goed waar kunnen nemen heel belangrijk.

We vestigen nu eerst de aandacht op het waarnemen met de handen en met de huid: dat is allemaal tastzintuig. Jonge kinderen gebruiken ook hun tong als tastzintuig en om te voelen met wat voor ding ze te maken hebben. Voor de waarneming is het heel belangrijk dat de informatie die door het tasten naar binnen komt te koppelen aan wat je ziet. Dat is belangrijk zodat je later beter kunt begrijpen wat je ziet zonder dat je het steeds vast hoeft te pakken of er op af moet gaan.

Spelletjes om het tastzintuig te oefenen en te leren “be-grijpen” wat je ziet

  • stop een aantal alledaagse voorwerpen in een kussensloop. In het begin kun je het kind laten zien wat je er in stopt. Dit doen we om te kijken of het kind het voorwerp, waarvan het weet dat het in de sloop zit, door alleen te tasten kan herkennen. Begin gemakkelijk met bijv. een stuk of 3 dingen: een lepel, een blokje en klein knuffeltje o.i.d. Deze voorwerpen zijn heel verschillend van vorm en van structuur. Het kind gaat met zijn handen in de kussensloop en probeert de voorwerpen, door alleen te voelen, te herkennen. Belangrijk: als het kind gezegd heeft wat het denkt dat het is, het voorwerp er uit laten halen zodat het kind zelf kan controleren of het goed was of niet. Op die manier krijgen de handen van de ogen de feedback en omgekeerd. Het voelen en zien kunnen aan elkaar gekoppeld worden. Verder is het belangrijk dat kinderen altijd ZELF kunnen controleren en kunnen zien wat het goed gedaan heeft en wat niet. Voor het leren op school is het belangrijk dat je leert te controleren of je iets goed gedaan hebt of niet. Dat kan veel fouten voorkomen. Als je dat heel elementair bij het spelen en in het dagelijkse leven leert dan kun je in het leerproces op school jezelf ook beter controleren en weet je hoe je dat kunt doen.
  • als het met een stuk of drie voorwerpen goed en gemakkelijk gaat dan kun je er meer in de sloop stoppen. Je kutn ook meer voorwerpen nemen die wat meer op elkaar lijken zoals twee kleine knuffels die wel hetzelfde aanvoelen maar (heel) verschillend van vorm zijn.
  • kan het kind feilloos herkennen wat het voelt terwijl het de voorwerpen eerst al gezien heeft dan kun je het kind de ogen laten sluiten en dan een paar voorwerpen in de sloop doen. Neem eerst voorwerpen die het al eerder gevoeld heeft. Die moet het nu proberen te herkennen terwijl het niet gezien heeft dat die in de kussensloop zitten. Neem in het begin heel alledaagse voorwerpen: koffielepeltje, pannetje uit het speelkeukentje, lappenpopje enz. Hoe beter het kind ze kan herkennen, hoe meer voorwerpen je in de sloop kunt doen.
  • hoe beter het kind hier in wordt, hoe meer voorwerpen je kunt zoeken die wat meer op elkaar lijken en die voor het kind misschien minder alledaags zijn: een schuursponsje, een doosje lucifers, een parfumflesje, stukje schuurpapier, wattenschijfje of -bolletje enz.
  • een goede manier om het geheugen te oefenen is het kind eerst de voorwerpen allemaal laten voelen en het daarna laten proberen hoeveel voorwerpen het zich kan herinneren. Nu moet het kind de dingen herkennen en tegelijkertijd onthouden wat het gevoeld heeft. Begin ook hier eerst met maar een paar voorwerpen en als dat goed gaat, stop er dan steeds meer bij.
  • laat het kind regelmatig zijn ogen sluiten en geef het dan iets wat het kan proberen te herkennen (slagroomklopper, rol wc-papier enz). Je kunt dat met alledaagse voorwerpen, gewoon tussendoor en op ieder moment van de dag, doen
  • als je het kind wat wilt geven (een appel, een banaan, een partje mandarijn) laat het dan eerst zijn ogen sluiten en proberen te zeggen of het, door alleen te voelen, kan zeggen wat het gekregen heeft
  • teken een vorm op de rug van het kind en laat het raden welke vorm het is: rond, vierkant, een lijn van boven naar beneden, een lijn van links naar rechts, schuine lijn, golvende lijn enz. Als het niet de goede woorden kan vinden om de vorm te beschrijven dan kun je het kind vragen om de vorm die je op zijn rug getekend hebt in de lucht na te tekenen. Begin met eenvoudige vormen en als dat goed gaat dan kun je de vormen moeilijker maken. Als het kind daar aan toe is kun je ook cijfers of letters op zijn rug tekenen.
  • hetzelfde kun je op de rug van zijn hand van het kind doen terwijl het zijn ogen gesloten heeft
  • laat het kind in aanraking komen met veel verschillende (natuurlijke) materialen om zijn onderscheidingsvermogen te kunnen ontwikkelen: zijden sjaaltje, wollen trui, houten blokken, veren kussentje, stenen serviesje i.p.v. plastic (ja, dat kan breken maar dat moet juist ook geleerd worden), vilten hoedje of slofjes enz. Omdat plastics overal om ons heen te vinden zijn, komen kinderen vaak niet meer voldoende in aanraking met natuurlijke materialen die heel verschillende eigenschappen en structuren hebben. Daardoor is de kans groot dat ze niet meer voldoende mogelijkheden krijgen om een verfijnd onderscheidingsvermogen te ontwikkelen.
  • deeg kneden, plankje schuren, groenten wassen, met water en (bad)schuim (soms grote vlokken die je bijna niet voelt als je je handen dichtknijpt) spelen, met zand en modder spelen en ga zo maar door: een feest voor het tastzintuig.

Wat leren kinderen hier van (nieuw)

  • planmatig werken: je moet iets doen wat je nog nooit eerder hebt gedaan en hoe ga je dan te werk? Je moet bij het begin beginnen: is het hard of zacht, warm of koud, dun of dik en al deze informatie koppel je aan wat je al weet. Vandaar uit kun je vaak opmaken wat het in ieder geval niet is en kom je op een gegeven moment verder in de richting van wat het dan wel is.
  • waarnemen: als je goed waar kunt nemen dan snap je beter wat je ziet of wat er gebeurt. Je haalt er veel meer informatie die je nodig hebt uit om goed te kunnen functioneren
  • ontwikkeling en integratie van de zintuigen: binnen in het kind moet alles met alles in verband gebracht en gekoppeld kunnen worden om te snappen wat er om hem heen gebeurt. Als je beter snapt wat er gebeurt kun je er ook beter invloed op uitoefenen en hoeft alles je niet zomaar te overkomen.

Wat leren kinderen hier van (herhaling)

  • zelfgenererend leervermogen: leren hoe je moet leren en zelfstandig een eigen leerproces in kunnen gaan.
  • onderscheidingsvermogen: voor het leerproces op school is het belangrijk om onderscheidingsvermogen te ontwikkelen; wat is belangrijk en wat niet en kleine verschillen op kunnen merken.
  • ontwikkeling van het visuele systeem dat aan andere zintuigen gekoppeld moet kunnen worden zodat je niet steeds de dingen in je hand hoeft te pakken of aan hoeft te raken om te begrijpen wat je ziet
  • autonomie: niet steeds anderen nodig te hebben om je weg in de wereld (dus ook het leerproces op school) goed te kunnen vinden
  • concentratievermogen: je moet goed bij jezelf komen en je aandacht op een andere manier kunnen richten om d.m.v. een ander zintuig dingen te herkennen.
  • doorzettingsvermogen: niet opgeven als je niet meteen weet wat het is en daarom het spelletje niet meer “leuk” te vinden. Door oefening leer je het steeds beter en dat is voor het leren op school belangrijk om te weten. Let er wel op dat wij altijd aansluiten bij wat het kind al kan. Vandaaruit kunnen we het langzaam moeilijker maken zodat het kind niet overvraagd wordt en dingen moet doen waar het nog niet aan toe is.
  • fijne motoriek: door te tasten leer je je vingers efficiënt te gebruiken en in te zetten en/of er informatie door naar binnen te halen en te verwerken. Bij het schrijven is dat heel belangrijk
  • zelfvertrouwen: ook al kan ik niet al mijn mogelijkheden inzetten, ik kan toch tot een oplossing (herkenning) komen en snappen wat er gebeurt.

Wetenschappelijk onderzoek

Harvard University (2010, June 25). Tactile sensations influence social judgments and decisions.