Het hinkelen is een combinatie van goed kunnen springen – en weten hoe je je lichaam (op een been) moet bewegen om een stukje van de grond te komen – en het goed kunnen houden van evenwicht (op een been). Omdat we beide vaardigheden al flink geoefend hebben is het nu tijd om eens te kijken of de kinderen er aan toe zijn om goed te leren hinkelen.
Het hinkelspelletje op onderstaande de video is geschikt voor kinderen als ze al een beetje kunnen hinkelen. Je hebt er niet veel ruimte voor nodig dus het zou in de klas, gewoon even tussendoor, gedaan kunnen worden. Zoals we al vaker gezegd hebben is het steeds belangrijk dat kinderen eerst ergens echt goed in kunnen worden voordat we iets moeilijkers aan gaan bieden. Trekken we kinderen te snel in een fase waar ze nog niet aan toe zijn dan is de kans groot dat ze het niet “leuk” vinden en stoppen terwijl het juist zo belangrijk is dat ze blijven oefenen.
Verder is het voor het zelfvertrouwen heel belangrijk dat kinderen juist ook dingen mogen doen die ze goed kunnen om vandaar uit iets moeilijkers te gaan proberen. Laten we kinderen steeds dingen doen waar ze nog niet aan toe zijn dan is de kans groot dat ze in een permanent gevoel van “ik kan het toch niet” gaan verkeren. Dit kan een grote belemmering voor het leerproces vormen omdat deze kinderen de neiging gaan krijgen om het al helemaal niet meer te gaan proberen. Hierdoor is de kans groot dat het leerproces vertraagt of erger nog: helemaal tot stilstand komt.
Praktische tips voor het hinkelen en huppelen
- benut een deel van de tijd van het buitenspelen om met de kinderen deze vaardigheden te oefenen. Voor hun ontwikkeling is dat heel belangrijk en je hebt tijd en gelegenheid om het te doen.
- pas de spelletjes aan je eigen situatie (thuis of in een andere setting) aan
- laat de kinderen regelmatig in de klas, bijvoorbeeld tijdens lesovergangen, gewoon een paar “hinkeltjes” tussendoor doen of een klein rondje hinkelen.
- bij het buitenspelen is er natuurlijk volop gelegenheid om te hinkelen. Hoe meer oefening hoe beter.
- je kunt hinkelend of huppelend naar buiten en naar binnen gaan of hinkelend naar buiten en huppelend naar binnen
- maak een parcours en wissel hinkelen af met hardlopen, achteruit lopen, over een lijn lopen, huppelen enz.
- ga met alle kinderen al huppelend van de ene kant van de speelplaats naar de andere en kom hinkelend terug
- speel hinkeltikkertje of huppeltikkertje
- hinkel en/of huppel een paar rondjes na het buitenspelen. Op die manier raken de kinderen flink wat zand onder hun schoenen en van hun kleren kwijt.
- als je zelf meedoet is het gemakkelijker om alle kinderen mee te krijgen
- wissel hinkelen af tussen rechts en links
- huppel zijwaarts: spreid de benen, spring zijwaarts omhoog, sluit te benen in de lucht en kom weer met gespreide benen op de grond. Doe dit op zo’n manier dat je steeds een stukje verder opzij terecht komt. Maak vaart zodat je snel op deze manier een flinke afstand af kunt leggen
- zoek hinkelliedjes om het hinkelen leuker te maken: “Hinkeldepinkel daar komen wij aan. Wij hebben geen kousen of schoenen meer aan. Met de handen op de rug, hinkeldepinkel en dan weer terug”.
- hinkel vooruit, twee keer op een been en dan twee keer op het andere. Dat is in het begin gemakkelijker dan een lang stuk op één been
- wissel af: hinkel, hinkel met recht, sprong met twee voeten tegelijk, hinkel, hinkel met links, sprong met twee voeten enz.
- hinkel van stoeptegel naar stoeptegel zonder de lijntjes te raken
- laat de kinderen met stoepkrijt zelf een hinkelbaan tekenen. Ze oefenen daarmee veel vaardigheden: de vakken even groot maken, rechte lijnen tekenen, tellen hoeveel vakken ze nodig hebben enz. Dat is veel beter dan een kant-en-klare die op de grond geschilderd is
- hinkelend met je voet een doosje van het ene vak in het andere vak schuiven. De ouderwetse hinkelbaan dus. De oude schoenpoetsdoosjes, die vroeger met zand gevuld werden, zijn er bijna niet meer. Een ijshockeypuck is prima voor dit doel geschikt. Die heeft ongeveer dezelfde grootte, is zwaar genoeg en kan tegen een stootje. Voor dit spel moet je al wel goed kunnen hinkelen
- op sommige scholen moeten de kinderen een eindje lopen om bij de gymzaal te komen. Doe dit eens huppelend, met zijwaartse sprongen en deels hinkelend. Dan begint het oefenen en bewegen niet pas in de gymzaal
- huppel of hinkel een rondje om de school of rond de speelplaats
- als de kinderen na deze spelletjes naar jouw gevoel te druk zijn, sluit dan af met iets rustigs zodat de kinderen weer terug bij zichzelf en tot rust kunnen komen voordat je met een andere activiteit begint
- verzin of zoek meer huppel- en hinkelspelletjes