Normaal gesproken staan we bij dat hele leerproces niet eens stil en vinden we het heel vanzelfsprekend dat kinderen leren. Voor steeds meer kinderen is het niet meer vanzelfsprekend dat ze automatisch leren van wat er om hen heen gebeurt.
In de nacht verwerk je de ervaringen van de dag ervoor. ’s Nachts gebeurt er meer dan dat je uitrust en fysiek herstelt. In dat gebied zit natuurlijk ook het leerproces anders zou je iets de volgende dag niet beter kunnen dan de dag ervoor.
Daar is een verband te vinden: het verwerken heeft met het leren te maken. Maar om te kunnen leren heb je wel de ervaring van de dag ervoor nodig want als je die ervaring niet hebt dan valt er ook niets te verwerken dus ook niets te leren. Als ik vandaag geen blokfluit zou spelen dan zou ik het morgen ook niet beter kunnen.
Voor kinderen geldt dit nog veel meer omdat hun ontwikkeling razendsnel gaat. Ze hebben die goede en betekenisvolle ervaringen nodig om de volgende dag mee verder te kunnen. Zelf actief zijn, spelen en dingen (samen met anderen) doen geeft hen deze broodnodige ervaringen. Hun leerproces hangt voor een flink deel af van de kwaliteit van de ervaringen die ze krijgen. Hoe beter die ervaringen aansluiten bij de belevingswereld en de natuur van de kinderen hoe beter deze ervaringen verwerkt en begrepen kunnen worden.
Op die manier bouwt het kind iedere dag aan het leren kennen en ontwikkelen van zijn eigen mogelijkheden en leert het die van de wereld om hem heen kennen en gebruiken. Hoe beter en vanzelfsprekend het één op het ander aansluit hoe beter het kind zijn eigen mogelijkheden en zijn leerproces tot ontwikkeling kan brengen.